Sociale media bestaan ongeveer tien jaar, maar weinigen hadden wellicht gedacht dat ze zo’n grote invloed zouden hebben op onze maatschappij.
Facebook en Twitter, de voornaamste platformen voor opinievorming bij de burger, hebben in een halsbrekend tempo miljarden gebruikers kunnen aantrekken. De trade off is bekend: de gebruikers hebben een persoonlijke blog of ‘wall’, maar moeten in ruil daarvoor gepersonaliseerde reclame verdragen. Die wall wordt een onderdeel van onze sociale identiteit. Er netwerken van socialemedia-accounts zodat de online levens van honderden mensen geconnecteerd worden.
Doordat het een open netwerk is zonder al te veel censuur kan iedereen zijn mening ventileren. Dit stukje zal gaan over de manier waarop sociale media katalysatoren van conflict zijn en wat we kunnen doen om dat te veranderen.
“Zowel de sociale media als de klassieke media zijn katalysatoren van onrust.”
Wat interessant is aan Facebook en Twitter is dat ze een eigen soort van publieke ruimtes vormen, ruimtes waarin mensen onder meer hun opinies uiten. Deze nieuwe digitale ruimte om te discussiëren staat eigenlijk nog maar in zijn kinderschoenen.
Wie tegenwoordig een online discussie leest, moet meestal heel stressbestendig en onthecht zijn om het vol te houden. Door de recente vluchtelingenproblematiek bijvoorbeeld is het duidelijk geworden hoe chaotisch en negatief de sfeer online vaak is. Voorlopig heeft niemand een echt antwoord op de vraag wat we best met dat etterend negativisme doen.
Politieke discussies online hebben vaak vaste ingrediënten: hoog oplopende emoties (angst, boosheid, cynisme), slechte argumentatie, antipolitiek, polarisering en last but not least racisme en hate speech. Mensen kennen online minder remmingen, onder meer omdat er geen face-to-face contact en lichaamstaal is bij online communicatie.
“Door de recente vluchtelingenproblematiek bijvoorbeeld is het duidelijk geworden hoe chaotisch en negatief de digitale opiniejungle wel is.”
Bovendien ontmoeten boze en angstige mensen op sociale media gemakkelijker andere gelijkgezinden die even ongeremd reageren. Normen vervagen en anything goes wordt de nieuwe ‘norm’ om je buikgevoelens te uiten. Vroeger bleef dit beperkt tot de cafétoog of de keukentafel, maar nu kan iedereen meelezen. Dit maakt de situatie nieuw en minder beheersbaar.
Er zijn hierop drie mogelijke reacties. We kunnen de discussies op sociale media gewoon negeren. Eens de gewone media minder aandacht besteden aan een geladen thema, kruipen de online vuurspuwers wel terug in hun grot. Dit is een verdedigbare optie. Het is ook de optie die het minste energie en frustratie kost. Het gevaar is wel dat de frustraties blijven broeden. Op latere momenten kan de pot terug overkoken en misschien tot agressie in de echte wereld leiden.
In elk geval leidt het online negativisme ongetwijfeld wel tot meer onbehagen. Meelezende gebruikers, die gevoelig zijn aan harde taal, worden verontrust. Er is ook het gevaar van afstomping. Als we te gewend raken aan haatdragende taal , vervagen onze normen van respectvolle communicatie. Daarom denk ik dat niets doen geen optie is.
“Online heksenketels zorgen voor veel geestelijk onbehagen. Hier niks aan doen gaat ten koste van ons psychisch welzijn.”
We zouden het probleem kunnen verminderen door sociale media slimmer te reguleren. Dit kan je doen via een systeem van zogenaamde ‘nudges’. Facebook en Twitter zouden een software kunnen maken die een reactie screent op bepaald taalgebruik of op het veelvuldig gebruik van hoofdletters. Indien iemand dan een heftige reactie wil posten, zou er eerst een vraag verschijnen zoals: ‘Zou je deze reactie wel posten?’ Gezien de laksheid van deze internetgiganten ten aanzien van hate speech is dit voorlopig nog niet voor morgen.
Er zou ook kunnen gewerkt met online moderators op populaire pagina’s waar veel op gereageerd wordt (bijvoorbeeld in de comments onder krantenartikels). Men zou een systeem met ‘thumbs up’ en ‘thumbs down’ kunnen invoeren waarbij reacties met veel duimpjes naar beneden helemaal onderaan komen te staan (zodat anderen ze minder lezen) of zelfs geschrapt worden.
Naast deze positieve aanpak, kunnen we soms ook kiezen voor vormen van repressie. De politie zou cybermisdrijven als hate speech en racisme consequenter en effectiever kunnen vervolgen, zodat er een duidelijke rode lijn wordt getrokken. Het gevaar van een consequente, repressieve aanpak is wel dat het censuurspook opduikt. De vrijheid van meningsuiting is een hoog goed dat essentieel is in een open, democratische samenleving.
Een andere manier om de negativiteit te verminderen is kritisch denken aanleren op school. Het onderwijs in België en in Europa schiet op dit moment tekort in het aanleren van kritische reflectie. Scholieren in het middelbaar wordt nauwelijks geleerd hoe ze goed kunnen debatteren en hoe ze drogargumenten en ‘hoaxes’ kunnen herkennen. Nochtans bestaan er talloze handboeken over kritisch denken.
Er zijn dus voldoende ideeën genoeg dus. We kunnen de strijd aanbinden met de verharding op sociale media, zodat Facebook en Twitter aangenamere digitale ruimtes worden.
Wie meer wil weten over de psychologie van online trollen en de rol van anonimiteit kan dit boeiende artikel van The New Yorker erop naslaan.